Het aambeeld

door Peter de Jonge

In onze berging staan attributen die ik nooit meer gebruik, maar desondanks niet kan weggooien.

Meestal is het oud en verroest gereedschap van mijn vader, waaraan de herinnering kleeft dat hij ’s avonds na het eten fluitend naar zijn schuurtje ging om ‘even een karweitje te doen’.

Kleine klusjes, die tijd en aandacht vroegen. Evenals het juiste gereedschap. Een van die oude voorwerpen is het schoenmakers-aambeeld. Een loeizwaar metalen object met drie uitsteeksels eindigend in de vorm van een schoenzool of hak. Relikwie uit de periode van ver voor de wegwerpmaatschappij, toen we nog zelf dingen repareerden.

Moeder stopte met wol de gaten in de meestal zelfgebreide sokken, deed nieuw elastiek in de onderbroek of zette een lap op de versleten mouw van een jasje. Dan kon het weer jaren mee. De mode in die tijd veranderde traag, de textielindustrie was gevestigd in Tilburg, Goirle en Helmond, kleding werd gemaakt in eigen land en ondergoed was van Jansen & Tilanus.

In de Langstraat, voor ons gevoel ver weg in Brabant, werd het leer gelooid en verwerkt tot degelijk schoeisel. Het hardste versleten de zolen, maar gelukkig kon je dikke leren lappen kopen, op maat snijden met een vlijmscherp mes en zelf op de onderkant van de schoen zetten.

Dat deed mijn vader dus. In de schuur haalde hij de oude zolen los en maakte de nieuwe met minuscule spijkertjes vast. Heel vaak moest hij aan de slag met de hakken van de damesschoenen van mijn moeder. Vooral de iets forsere voorloper van de naaldhak bleef bij herhaling haken tussen straatstenen, waardoor ze met een loopje alsof ze licht gehandicapt was de achtertuin in kwam. Mopperend op die rotstraat die het weer gedaan had.

Mijn vader vertrok geen spier. Hij had altijd wel een voorraadje hakjes liggen. Dan hoorde je het geluid van een tikkend hamertje en kwam hij na een uurtje de kamer binnen met de molière van moeder tussen duim en wijsvinger. Boven de lucht van de zweetvoeten uit kon je de geur van vers leer ruiken. Meestal moest hij ook nog een nieuw hakje aanbrengen op de andere schoen om hoogteverschil te voorkomen. ‘Ze kunnen nog jaren mee’, zei hij dan trots. Want pas als de knokige tenen in het bovenwerk zichtbaar waren en de schoenen zo hadden opgerekt dat je voet er elke keer uitschoot, werd er gedacht aan nieuwe.

Beluister het gesprek dat Remco van Schellen van Omroep Zeeland met Peter had in Zeeland Wordt Wakker:

1 Reactie
  • Frits de Kaart
    Geplaatst op 10:24h, 01 augustus Beantwoorden

    Zo’n schoenleest ken ik wel. Niet bij ons in het schuurtje maar bij mijn opa, die naast ons woonde. Opa was meer een klusser dan mijn vader. Voor schoenen repareren en banden plakken ging ik vaak naar mijn opa. En toen hij dat niet meer kon plakte ik zelf mijn banden. Voor schoenreparatie gingen we toen naar de schoenmakerij van De Pagter in de Walstraat in Vlissingen. Dat was een smal diep pand met een toonbank. Daar achter waren ongeveer 6 personeelsleden die allemaal aan een eigen werkbank zaten en schoenen repareerden. Voor banden plakken ging ik soms naar de fietsenmaker. Enkele jaren geleden reed ik met mijn fiets in Vlissingen. Lekke band. Ging naar mijn vroegere fietsenmaker, waar natuurlijk een ander in zat. Zijn reactie was: “Nee meneer, banden plakken doen we niet meer. We kunnen er wel gelijk een nieuwe binnenband in doen. Dat is goedkoper.”

Geef een reactie