Rondlopen in je eigen jongensboek

door Peter Verdurmen

Zou het echt waar zijn of berust het op een fabeltje? Er schijnen kinderen te zijn die geen idee hebben waar het vlees in de supermarkt vandaan komt. En dat is misschien nog niet eens zo gek. In de stad is er tussen steen en staal geen koe te bekennen, laat staan een varken.

Nee, dan in onze jeugd. Opgroeien in een plattelandsdorp, IJzendijke in dit geval, was vol avontuur. Je liep rond in je eigen jongensboek. Van een berg hooi afspringen? We aarzelden geen moment. Bomen klimmen? Tarzannetje spelen was populair!

We vertrouwden op onze engelbewaarder. Gevaar zag je niet of nauwelijks. Au als leermeester. Een buil of kapotte knie, hoeveel pleisters zullen onze moeders wel niet geplakt hebben? Hutten bouwen, klassiek kindervermaak in eindeloze zomervakanties. Soms  picknickten we in de polder. Met z’n allen een dagje naar de Braakman, op de fiets, was het hoogtepunt.

Vissen met een zelfgemaakt kruisnetje. Iedere keer als je ophaalde was daar die spanning. Zou er wat in zitten? Altijd keerden we met een maaltje paling huiswaarts. De poldersloten zaten nog vol aal. ‘Goan judder ze kuus’n jongens’, vroeg tante. We werden er later best handig in: een vakantiebaantje in de vis, het was vroeg beginnen, maar je verdiende lekker.

Thuis hadden we een paar kippen. Ik mocht pa helpen bij het slachten.

Mee op jacht als twaalf-, dertienjarige. De hopman was een fervent jager, wij, de verkenners, waren de drijvers. De zompige klei plakte aan je laarzen. Heel wat hazen waren het haasje… Hij regelde op een kamp in Brabant ook nog eens een ritje in een tank op een legerbasis. We mochten daar ook oorlogskoekjes proeven.

Voor de scenarioschrijver van de Kameleon-serie zou het een walhalla geweest zijn.

Foto: Hoeveel pleisters zullen onze moeders geplakt hebben? | foto Peter Verdurmen

Geen reacties

Geef een reactie