Sint in de polder
door Rinus Willemsen
’t Was eind november. Nevelig en bijna windstil toen ik naar Terneuzen reed. Natuurlijk door de Braakman. De bekende weg, waarover ik dagelijks uit Biervliet naar de middelbare school reed. Ik kende de weg op mijn duimpje. Iedere boom in de berm, iedere put in de weg en elke losse tegel in het fietspad. Ik kon werkelijk alles blindelings aanwijzen.
Die zaterdagmiddag fietste ik terug naar huis. In mijn tas cadeautjes voor Sinterklaas. Ik had er een hele middag voor uitgetrokken. De gedichtjes had ik al in mijn hoofd. Ook al waren het nog maar flarden, ik wist dat goed zou komen.
Eerst een stukje langs de zeedijk en dan de bocht om langs een paar boerderijen. Een late boer was nog aan het ploegen. Een grote zwerm meeuwen volgde krijsend de tractor. Een prachtig gezicht. Een eindje verder dook de weg omlaag en passeerde ik een brede kreek. ,,Dat was vroeger vóór de inpoldering, de Westgeul geweest’’, had eens een oude man tegen me gezegd. ,,Daarin zat vroeger veel stroming. Die scheepjes van Philippine kregen daar flinke vaart.”
En terwijl ik me dat probeerde voor te stellen en naar het stille nevelige watertje keek, zag ik hem opeens voor me op de weg. Sinterklaas. Rechtop op een boerenpaard. Statig als een bisschop. De mijter waardig op zijn hoofd. De grijze haren vielen wijd op zijn mantel, die prachtig gedrapeerd over zijn paard lag. Rustig stapte het edele dier voor me uit. Ik twijfelde er niet aan dat hij mij al gehoord had. De sint in elk geval niet. Anders had hij zich wel omgekeerd.
Ik reed er een minuutje achter: sint en paard. Ze vormden één geheel. Misschien hadden ze de afgelopen weken ook wel samen geploegd en vierden ze nu hun vrije middag.
Toen ik passeerde wuifde ik naar de sint. Die knikte vriendelijk vanuit de hoogte en wenste me een mooie avond.
Toen ik even later het dorp inreed, sprongen net de lantaarnpalen aan. De avond begon snel te vallen.
Aan dit alles moest ik denken toen ik mijn stukje zat te typen. Echt gebeurd.



Geen reacties