
Collecteren
door Margreeth Ernens-Abrahamse
Op de lagere school in Terneuzen zat ik in klas 3, 4 en 5 bij meester Rosenbrand. Hij had het op zich genomen om zijn leerlingen te laten collecteren voor de Hemava, een stichting die geld inzamelde voor kinderen in Protestants Christelijke Internaten.
Het was niet zozeer dat je je als collectant moest opgeven, je kreeg gewoon een aantal straten toegewezen. Sommige ouders hadden daar bezwaar tegen en die kinderen waren vrijgesteld. Iedere maand moesten we het collectebusje bij de meester inleveren en dan telde hij hoeveel centen, stuivers en enkele dubbeltjes je had binnen geharkt.
Ik had dus drie jaar lang vijf straten: de Noordstraat, de Lange Kerkstraat, de Korte Kerkstraat, de Tholensstraat en de Donze Visserstraat. Alles bij elkaar ging het om honderden huizen over een afstand van een paar kilometer. Bovendien kon je de Noordstraat niet ‘doen’ op zaterdag, want dan hadden de winkeliers het veel te druk met het winkelende publiek.
Ik baalde wel van mijn grote wijk, want er ging heel veel tijd inzitten. Als je er iets van zei, kreeg je te horen: ‘Jij hebt het zo goed en die arme weeskindertjes hebben het zo slecht getroffen’. Ik moet toegeven dat dat wel een stok achter de deur was, het collecteren werd een ‘heilig moeten’.
Die eerste keer liep ik braaf alle straten af met mijn busje. En dat was te merken ook, want het busje zat propvol met muntjes toen ik het bij de meester inleverde: ruim 30 gulden. Toen ik de veel lagere opbrengsten van mijn klasgenoten zag besloot ik stiekem voortaan maandelijks een hálve wijk te doen (en daar ging ook genoeg tijd inzitten). Het leverde toch nog altijd een flink bedrag op, meestal had ik het hoogste bedrag van de klas opgehaald. Ik vermoed dus dat ook mijn klasgenoten de hand lichtten met het lopen van hun maandelijkse rondje.
Het collecteren heeft me veel geleerd over mensen. Algauw kende ik de meesten wel bij wie ik langs de deur kwam. Velen (de vriendelijke soort) gaven gul, bij anderen ving je steevast bot. En dan had je ook nog de buitenbeentjes. Zo belde ik eens aan bij een huis in de Lange Kerkstraat en zag door het deurraam een mevrouw aankomen. Toen ze mijn collectebusje zag riep ze liefjes dat ze de deur niet kon opendoen, want ze was ziek. ,,Jammer hè, nu kan ik niets in je busje doen.’’ Daar deed ik niet moeilijk over, ze kon best geld door de brievenbus aan mij geven. Die mevrouw begon zich daarop in allerlei bochten te wringen om er onderuit te komen. Flauw, ze had ook gewoon kunnen zeggen dat ze niet wilde doneren.
Aan het eind van het jaar mochten we als beloning een boekje uit een folder kiezen. De eerste keer koos ik voor een Leni Sarisboekje, maar dat feest ging niet door, want dat was voor 12 jaar en ouder. Ik moest genoegen nemen met een kinderachtig lor, wat niet eens interessant was, maar wel ‘zeer geschikt voor 8- en 9-jarigen’.
Foto boven: De binnenstad van Terneuzen vanaf de Schoolweg gezien in de jaren zestig, met links de Tholensstraat en rechts de Donze Visserstraat. Rechtsboven zijn de Willibrordustoren en het Pastorsbos te zien.
Jopie Meerman
Geplaatst op 17:49h, 18 juliHallo Margreeth,
De HEMAVA, ik heb er ook voor ‘gelopen’ .Later heb ik gelezen dat in een van die huizen van de stichting (Heldring, Martha en een naam die ik me nu niet herinner)meisjes werden misbruikt. Ik heb er geen trauma aan over gehouden hoor dat ik daar geld voor inzamelde. Wel dat ik een keer bij een mevrouw belde en keurig vroeg ‘heeft U wat over voor de Hemava?. Waarop de ‘dame’ als antwoord gaf: de Hemelvaart? Is die nu nog niet betaald?
Gelukkig gaf ze nog wel wat voor mijn kinderarbeid.
Wel mooi dat jij in de Tholenstraat de centjes incasseerde…Ik deed het gewoon in alle straten van Tholen… Grapje hoor, wij hadden ook een wijk.
Groetjes en fijn weekend!
Ans van Nieuwenhuijze
Geplaatst op 16:14h, 18 juliLeuk stukje Margreeth.
In mijn tijd op de lagere school in Brouwershaven heb ik ook collectes gelopen.
Bij één man belde ik altijd aan, ook al wist ik dat hij nooit iets zou doneren.
Hij heette De Krijger en zijn steevaste afwijzing was: ‘Meisje, ik heet De Krijger en van een ‘krijger’ kun je geen ‘gever’ maken.
Van de collecte van het Koningin Wilhelminafonds heb ik een keer als beloning een brieopener gekregen, die ik nu, zo’n vijfenzestig jaar later, nog steeds gerbruik.
Met een hartelijke groet.