
Logeren
door Johanna Brouwer
Als je ouders een boerderij hebben, zit een vakantie er in de jaren ’50 niet in. Een dagje weg, dat kan nog net, maar een nacht van huis wordt al snel problematisch als er dieren zijn die verzorgd moeten worden. Om mij toch van enig vakantiegevoel te voorzien, mag ik in de zomer gaan logeren bij familie in Westkapelle.
Mama zet mij ’s morgens op de Middelburgse Loskade op de bus met een tasje en de mededeling ‘bij De Valk moet ze eruit’ en dan weet de buschauffeur voldoende. Ik ben een meisje van vijf jaar en ik vind het nog best spannend, zo alleen in de bus. Gelukkig zie ik na een poosje in de verte de vuurtoren al, en dan weet ik dat de bus er al bijna is. De chauffeur hoeft me dan ook niet te attenderen als we het dorp binnenrijden: ik sta al bij de uitgang met m’n tas. Tante Katrien staat me op te wachten en neemt me mee naar hun huis, waarin ook mijn oom en twee nichtjes wonen, dat is gezellig.
En er wonen niet alleen nichtjes, in de voorkamer logeert een Duitse familie, badgasten zijn dat. Tante voorziet ze van eten en drinken en er is ook een opklapbed neergezet waarop de gasten kunnen slapen.
Ik slaap gezellig bij een nichtje op de zolder, samen in een groot bed.
Dé attractie van de logeerpartij is natuurlijk het strand en de zee. Vooral het strand, want omdat ik nog niet zwemmen kan, is de zee verboden terrein. Bovendien heb ik geen badpak, maar een korte broek. Alleen voeten wassen in de zee is toegestaan, maar daar is weinig aan.
Topattractie is die zomer de kustvaarder Pax, die een paar weken eerder bij een flinke zomerstorm uit de koers is geraakt en op het strand terecht is gekomen. Het schip ligt muurvast in het zand en je kunt er gewoon naartoe lopen en er je hand tegenaan leggen.
Er spelen veel kinderen rondom het schip. We graven kanalen en bouwen dammen die het opkomende water tegen moeten houden. Als we er genoeg van hebben, gaan we mooie schelpen zoeken en krabben. Die gaan dan later in een pan met kokend water en eindigen als broodbeleg.
Leuk hoor logeren.
foto: De foto is gemaakt door mijn ‘tante Nee Wanne’, Neeltje Flipse-Roelse. Het meisje met de korte broek ben ik.
Gisela Nijsse-Meertens
Geplaatst op 16:16h, 23 meiEen mooi verhaal heb je gemaakt van het logeren in de zomervakantie, Johanna.
Toen ik vijf jaar was woonden wij in Terneuzen, omdat mijn vader daar leraar was aan de Mulo. Hij en zijn collega ‘oom’ Aart hadden van de schooltuin een groentetuin gemaakt. Trots dat zij, afkomstig uit de grote stad, waren op hun zelf geteelde groenten (met beestjes)! Geen buitenlandse reisjes zoals nu in de zomer, hooguit op bezoek bij opa en oma in Leiden: een complete dagtocht en erg spannend want we gingen met de veerboot van Perkpolder naar Hoedekenskerke. Ik herinner me dat, als het echt snikheet was, we een enkele keer naar het strand bij Cadzand reden. Pa had zijn rijbewijs gehaald en kocht zijn eerste auto: een groene Ford Taunus. Ook zijn mij bijgebleven de warme boterhammen en een plastic zakje waarin mijn moeder een natte washand meenam. Dat zijn nu die vochtige lotiondoekjes die je overal als zwerfafval in de berm vindt. Als we weer thuiskwamen, kregen we zo’n zelfgemaakt waterijsje van vruchtensiroop of – een latere luxe: bevroren sinas op een ijsstokje. Tupperware verkocht van die vormpjes waarmee moeders zelf ijsjes konden maken. Op de terugweg keken we al uit naar zo’n ijsje. En we waren tevreden! ’s Avonds lagen we in bed, ons velletje was een beetje verbrand want insmeren daar deden we niet aan en ’t rook naar zilt zeewater. Als souvenir vielen er zandkorrels uit ons haar tussen de lakens. We vielen in slaap met het geluid van aanrollende golven.
Leuk om terug te denken aan die zonnige vakantiedagen in de jaren 60 van de vorige eeuw. Groet van Gisela Nijsse, Oud-Sabbinge