Naar de tandarts

door Johanna Brouwer

Als er nou iets is wat m’n jeugd grondig heeft verpest, dan is het toch wel de tandarts. En dan vooral de halfjaarlijkse bezoekjes aan die man, meestal gevolgd door een vervolgafspraak.

Johanna’s afsprakenkaart van de tandarts.

Omdat mijn moeder al op haar achttiende een kunstgebit had, waakte ze ervoor dat mij hetzelfde zou overkomen. Op advies van de huisarts kreeg ik om te beginnen al iedere avond na het tandenpoetsen een kalktablet. Daar kreeg je een vieze smaak van in je mond en om dat weg te poetsen kreeg ik een knoopdropje. Want drop was niet zoet en daarom geen snoep vond mijn moeder. (Het zijn de jaren vijftig he.)

En ieder half jaar naar de tandarts. Die woonde in een statig pand aan een van de Middelburgse kaaien. In de vroegere voorkamer was een wachtkamer met banken en stoelen met rieten zittingen. Aan de muur hingen ingelijste prenten van kiezen die op een brancard weggedragen werden en andere opwekkende afbeeldingen. Ook stond er een tafeltje met leeswerk, meestal stukgelezen oude tijdschriften.

In de achterkamer was de praktijk ondergebracht. Een kolossale stoel die met een voetpedaal omhoog gepompt kon worden en aan de rechterkant een metalen zuil waaraan de boren hingen en allerlei haakjes en kleine spiegeltjes op een steeltje. Er zaten ook geëmailleerde bordjes aan de zuil waarop o.a. ‘speed’ stond.

Vanuit de stoel had je een schitterend uitzicht over de diepe, ommuurde tuin. Boven de achterste muur torende de Lange Jan. Dat uitzicht duurde maar even, want zodra je je mond moest opendoen, zag je alleen nog het plafond.

Met een haakje peuterde man tussen je tanden en kiezen en tussendoor mompelde hij vaktermen richting de assistente die ook in de praktijkkamer rondliep. Ook zei hij ‘maak maar aan’ en dat betekende dat de assistente de vullingen klaar moest maken. Die kneedde ze in een soort rubberen speentje. Voordat die vullingen in m’n kiezen terecht kwamen, ging hij met de boren aan de gang. Dat voelde je tot in je knieholte, vreselijk. Want verdoven deed de man alleen wanneer er een kies getrokken moest worden.

Toen ik eenmaal naar de lagere school ging, vonden mijn ouders dat ik ook wel zelf naar de tandarts kon op woensdagmiddag. Dan ging ik meteen uit school in de wachtkamer zitten die dan meestal al halfvol zat. Daar at ik mijn brood op en in de wc poetste ik mijn tanden. Vervolgens las ik alle Donald Ducks van het voorgaande halve jaar en wachtte met bonzend hart tot ik aan de beurt was.

Nu ben ik 71 en ik ga nog steeds niet op controle zonder eerst twee paracetamollen naar binnen te werken.

foto boven: De gevreesde tandartsstoel zoals die in de jaren zeventig overal werd gebruikt. | foto Facebook

Geen reacties

Geef een reactie