
Op het verkeerde been gezet
door Mieke van der Jagt
Onlangs is de bij vlagen oergeestige biografie van Louis Andriessen uitgekomen. Biografe Jacqueline Oskamp wekt de componist tot leven als de grote muziekvernieuwer, de theaterman en de womanizer die hij was. Ik kan het niet laten om er een kleine ervaring van mezelf aan toe te voegen.
In 1993 stond het Festival Nieuwe Muziek in het teken van Monteverdi. Met de uitvoering van diens L’ Orfeo onder leiding van Michael Nyman werd in Middelburg de 350ste sterfdag van de componist herdacht en daarmee ook de verschijning van de allereerste opera.
Maar Nieuwe Muziek had altijd veel meer pijlen op de boog. Nu het toch over Orpheus ging, kon ook de kameropera van die naam wel weer eens worden opgevoerd. Louis Andriessen componeerde die opera met een libretto van Lodewijk de Boer in 1977 voor de toen zeer vernieuwende muziektheatergroep Baal.
In Middelburg werd Orpheus opgevoerd door studenten en afgestudeerden van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten onder leiding van Leonard Frank.
De hoofdredactie van de PZC vond dat ik daar maar eens met Louis Andriessen over moest gaan praten. Het moest wel een beetje gauw zodat het interview bij wijze van aankondiging nog in de cultuurbijlage mee kon.
Ik dus bellen. Of ik op korte termijn een praatje kon komen maken. O ja dat kon wel, maar pas om tien uur ’s avonds. Geen probleem, hij ging een lekker flesje wijn klaar zetten. Toen voelde ik al nattigheid. In die tijd had ik nog een behoorlijk goede stem: aan de lage kant, je zou hem voor zwoel kunnen verslijten. Louis Andriessen, dat wist ik meteen, stond op het volslagen verkeerde been. Hij verwachtte heel wat anders dan een uit de kluiten gewassen moeder van twee kinderen met weinig tijd en interesse voor wat voor romantiek dan ook. Ik dacht: dat wordt leuk!
Het was die dag in juni ontzettend heet. Zo’n dag waarop het ’s avonds en ‘s nachts helemaal niet meer afkoelt. Dus toen ik in Amsterdam arriveerde, een beetje op tijd om een parkeerplaats te zoeken, was ik al niet meer op m’n best. Ik reed in die tijd in een AXje, een autootje dat voor de verkoeling alleen maar ramen had,
Na het aanbellen duurde het een hele poos voor de deur open ging. Die mensen in die grachtenpanden moeten ik weet niet hoeveel smalle, steile trappen af om de visite binnen te laten. Ik weet nog hoe blij ik was dat ik in Zeeland woonde in een huis op de grond met tuin er rond. Toen de deur eenmaal open ging, zag ik ‘m schrikken. Heel wat anders verwacht, hè, opperde ik. Ja, dat gaf hij toe. Gelukkig vond hij het ook grappig. Het werd een aangenaam gesprek. De fles ging open maar ik moest nog rijden.
foto Louis Andriessen | Foto Francesca Patella, Wikimedia Commons
Geen reacties