‘Daar komt weer een jakkenwuuf …’

door Ada Lilipaly-de Voogt

Mijn moeder, Ploon Jobse, was een van de laatste naaisters van Walcherse streekdracht. Zij leerde het toen ze als 16-jarig meisje ging werken in de winkel van Annot in Oostkapelle. Behalve kant-en-klaar textiel werd ook kleding voor de dracht verkocht. De kledingstukken werden gemaakt in het kamertje naast de winkel: hemden, boezeroens, zwarte schorten en jakken.

 

Ploon kon goed rekenen en was handig. Zo was ze een goede hulp in de winkel en ontwikkelde grote vaardigheid in het naaien van kleding. Vooral het maken van een zwarte schort of jak was precisiewerk. Het ging om een kostbare aanschaf en een model dat volgens de lokale mode moest kloppen.

Zij heeft dit werk een jaar of tien gedaan en dat veranderde toen ze trouwde met mijn vader Piet de Voogt. Toen werd het thuiswerk, want Annot wilde nog graag gebruik maken van haar kundigheid.

Ik ben opgegroeid met altijd de naaimachine in een hoek van de kamer, met verloren spelden op de vloer en rondslingerende draadjes. En regelmatig kwamen de prachtige stoffen op tafel, de zwarte merinos, het galon, het matte katoen en zachte fluweel.

En er kwamen draagsters over de vloer. Voor een nieuwe zwarte schort kwamen ze niet vaak. Die ging immers een leven lang mee. Het was vaak het vermaken van de schort als de taille wat omvangrijker was geworden of als de schort gekregen was van een overleden familielid.

Voor een jak kwamen ze vaker. Dat werd dan een soort visite en wij zeiden: ,,Daar komt weer een jakkenwuuf.’’ En er werd nog een beetje ontkleed, want moeder moest het jak dat ze aanhad, opmeten. Moeder knipte dan een strook van een oude krant, vouwde die een paar keer dubbel en had zo een lange meetlat. Ze mat alle kanten van het jak en maakte verschillende knipjes in de krantenstrook.

Na een kopje thee en een praatje ging de klant weg.

Moeder kon met haar matenstrook een heel nieuw jak maken dat na een week of zo ook perfect paste op het lichaam van de klant.

Ik zag de ingewikkelde constructie van een jak: een rechte lap met een gat erin dat al vouwend de contouren kreeg van een jak. Veel werk!

Ik heb wel eens geopperd of ik dit ambacht toch niet van haar zou moeten leren. Zij raadde het mij af: te veel werk voor te weinig verdienste en de dracht was toch al aan het verdwijnen.

Helaas.

Foto: Een aantal jakken van de Walcherse streekdracht.

5 reacties
  • Ada Lilipaly - de Voogt
    Geplaatst op 17:43h, 18 februari Beantwoorden

    Beste Rietje Annot (zo werd je altijd genoemd), het is echt leuk om deze reactie te lezen en ook nog herinneringen aan mijn ouders waar ik geen weet van had. Overigens had mijn moeder ook altijd goede herinneringen aan familie Annot.
    Hartelijke groet, Ada (ook al 80).

  • Rie (M.P.) Annot
    Geplaatst op 16:53h, 15 februari Beantwoorden

    Wat leuk om dat te lezen! Ik ben de jongste dochter van Annot. Mijn moeder zat ook altijd achter de naaimachine, dus ik ken dat proces van een jak maken. Zelf heb ik nog een poosje in de winkel gewerkt. Maar ook naaien? O nee!
    Ik heb je moeder gekend en ik weet nog dat ik met één van m’n zusters op kraambezoek ging toen Ploon een baby gekregen had.
    Ik ging op de fiets naar school in Middelburg. door weer en wind. Je vader leerde me dat ik bij harde wind en storm niet rechtop op de fiets moest zitten, maar me zo klein mogelijk moest maken, dat kostte minder energie.
    Inmiddels ben ik 87 jaar, maar ik zie het allemaal weer vóór me.
    Hartelijke groeten.

  • Ada Lilipaly - de Voogt
    Geplaatst op 11:14h, 13 februari Beantwoorden

    Bedankt voor je reactie! Groet, Ada

  • jacqueline harms
    Geplaatst op 11:16h, 10 februari Beantwoorden

    ja en mijn overgrootmoeder noemde ze Moei Jakke, Moei was een woord voor tante, mijn neef en ik zeggen altijd wij zijn van Moei Jakke, het was zijn oma, dus achterneef dan,

  • Jopie Meerman - Ottevanger
    Geplaatst op 10:56h, 09 februari Beantwoorden

    Mevrouw,

    Dat is bijzonder, dat u nog uit eigen ervaring kunt vertellen over een traditie die helaas verdwenen is. Dat is een van de redenen waarom Zeeuws Weerzien een waardvol ‘archief’ is.
    Zelf weet ik nog dat ik, nu 78 jaar, weleens een zondagse muts van de Thoolse klederdracht voor mijn opoe naar een mevrouw moest brengen. zij was toen degene die mutsen kon wassen modelleren. Mijn herinnering is echter te gering om dat op papier te zetten . Dus, dank u wel.

Geef een reactie