’t Schoot ineens in m’n hoofd

door Rinus Willemsen

,,Gaot dat nog goed op de ladder?” vraagt de buurman, terwijl ik voorzichtig het zonnescherm bekijk. Dat doe ik elke herfst. Waarom, zal je vragen. ’t Is een gewoonte. Voor dat de winter komt, alles nog eens nazien en schoonmaken.

Inderdaad, een jaar of tien geleden ging me dat gemakkelijker af om op de ladder te staan. Maar je moet niet te vlug opgeven. ,,In beweging blijven”, zegt mijn dokter. ,,In beweging blijven en niet opgeven, maar je moet wel naar je lichaam luisteren.” En met die boodschap stapte ik zijn spreekkamer uit. Dat was gisteren en daarom heb  ik vandaag de ladder tegen de achtergevel gezet.

M’n evenwicht was vroeger best goed. Ik kon al vlug op m’n fietsje door de straat rijden. Ook mee losse handen. Ja, dat zeiden wij altijd. ‘Losse ‘ annen’.  Alsof ze los en vast gemaakt konden worden aan je onderarmen. Nog moeilijker was het met de handen in je broekzakken te fietsen. Dat deden we als we naar Terneuzen reden, naar de middelbare school. Joengers, wat reed dat lekker door de polders. De wind in je rug. Soms reden we zo met z’n drieën naast elkaar. En vallen? Bijna nooit.

Weet je wat me niet gemakkelijk afging? Op bussen lopen. Je weet wel, onder elke voet een leeg conservenblik met daaraan een touwtje. Dat ging niet vlug bij mij. Andere jongens en meisjes uit m’n klas waren rapper dan ik was. Hoe komt dat, vraag je je af? Heeft dat iets met evenwicht te maken?

Ik denk het wel, want ook op mijn schaatsen stond ik niet zo stevig. Ik weet nog dat er een schaatswedstrijd was voor jongens en meisjes. We moesten ongeveer 50 meter heen en 50 meter terug. Het verging me slecht. De schaatsen (met linten) slingerden onder mijn schoenen. Bijna iedereen was al rondom de paal gereden, toen ik daar pas aankwam. Ik had ze allemaal al tegengekomen…

Eén keer was er een soort circus bij ons in Biervliet. Ik zat toen in de derde klas en ging natuurlijk ook kijken. Er was een staaldraad gespannen vanaf een zware vrachtwaren naar halverwege de kerktoren. Daarover liep een meisje met een lange evenwichtstok. Ze begon beneden en stapje voor stapje ging ze schoorvoetend omhoog. Onderweg moest ze natuurlijk een paar keer d’r evenwicht zoeken. Om de spanning op te voeren. Gelukkig viel ze niet, want bij de toren was het zeker vijftien meter. Als je dan zou vallen, dan zou je even een smak maken. Toen ze de torenmuur aanraakte, draaide ze zich om en wachtte even. Op applaus. In de avondstilte klonk dat davend over het hele dorp. Mensen die er niet bij waren, kwamen maar al te vlug naar buiten. ,,Wat is t’r gaonde?” klonk het uit iedere voordeur.

Na dat meisje kwam er een knul met een motor. Met z’n drieën zetten ze die motor zonder banden op de draad. Onze jonge gast startte z’n motor. Mensen, wat gaf dat een geluid. En een rook. Voorzichtig reed hij een paar meter en keerde terug. Zou die het niet aandurven? Bel jao, want een paar tellen later reed ie moeiteloos over de strakke draad naar de toren. Toen die daar bijna was, ging hij op het zadel staan. ,,Je moet het mao durven,” zei de postbode vol ontzag. Nog eens ging hij omhoog. Nu met het meisje staande op z’n duozit.

Kijk, toen ik van de ladder afdaalde bij mijn zonnescherm, schoot me dat staaltje bravoure door mijn hoofd. ’t Is zeker 70 jaar geleden en het staat me nog helder voor m’n geest. Zulke dingen hebben jullie zeker ook nog wel eens?

foto: Schaatsen op de Brandput in Biervliet, winter 62/63. | foto archief Rinus Willemsen

Geen reacties

Geef een reactie