Verhalen over herinneringen

De verhalen die in de papieren krant Zeeuws Weerzien verschijnen, zijn ook hier te lezen. Zo blijven ze ook voor de jongere generatie bewaard. Iedere uitgave van de krant heeft een eigen thema.

Veel leesplezier!

Borrelt er een eigen herinnering bij u op? Deel deze met andere lezers! U kunt hiervoor het reactieformulier gebruiken of stuur een mail aan web@zeeuwsweerzien.nl

Klik op de knop en bekijk en download alle themanummers van Zeeuws Weerzien.

In de jaren vijftig, zestig en zeventig ontstonden er een boterberg en een melkplas in de EEG. Daarom werd een -Lees meer
Voor de komst van de diepvrieskist at men gewoon groenten van het seizoen. Tot die tijd hingen er ’s winters -Lees meer
Een oud fenomeen in een ander jasje: de ecostoof doet wat vroeger de hooikist deed. Je kunt er eten in -Lees meer
Menno de Coussemaker uit IJzendijke was 14 toen hij bij zijn vader in de slagerij ging werken. In die tijd -Lees meer
Halverwege de jaren vijftig kwam het koken met stoom in zwang. In veel huishoudens deden de stoomstapelpannen hun intrede. Een -Lees meer
In november, de 'slachtmaand', genoten veel Walcherse gezinnen van 'vosse soppen'. -Lees meer
Als je vroeger in de buurt van de schorren woonde, kon je zeekraal en lamsoor oogsten. Dat voedsel was gratis -Lees meer
Ze zijn steeds moeilijker te verkrijgen: de heerlijke palingbroodjes. Het broodje is een typisch Schouws streekproduct en iets heel anders -Lees meer
In de jaren zestig begon het fabrieksbrood aan een opmars. Aangemoedigd door een uiterst populair reclamespotje gingen we massaal aan -Lees meer
In de jaren vijftig ging Biervliet met de tijd mee en bouwde een openbaar 'diepvrieskot': zeventig diepvriezers die de dorpelingen -Lees meer
THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Peter de Jonge

De landbouwsubsidies van de EEG in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw waren goed voor de boeren, maar hadden ook een onbedoeld bij-effect. Er ontstonden een ‘boterberg’ en een ‘melkplas’. Overschotten dus.

Om iets aan die melkplas te doen werd in ons land stevig campagne gevoerd om vooral veel melk te drinken. In 1957 introduceerde het Nederlands Zuivelbureau de Melkbrigade of M-brigade, die kinderen stimuleerde melk te drinken. Om lid te worden moest je een logboek bijhouden dat je kreeg van de kruidenier of de melkboer. Daarin noteerde je hoeveel glazen je per dag dronk. Na dertig glazen moesten je ouders een handtekening zetten en werd het opgestuurd naar het Zuivelbureau. Dat stuurde dan het mouwembleem retour.

Vlaggetjes

Wie er lid van was heette melkbrigadier en kreeg behalve dat mouwembleem ook fietsvlaggetjes en sluitzegels. Elke maand werden er prijzen uitgereikt aan kinderen die een goede daad hadden gedaan. M-brigadiers mochten met hun M-paspoort gratis naar dierentuinen en attractieparken, er waren M-optochten en zelfs M-feesten. De actie was een enorm succes. Zo groot dat nieuwe aanmeldingen tijdelijk werden geweigerd. Steeds iets nieuws bedenken voor de 500.000 melkbrigadiers werd het Zuivelbureau iets te veel. De succesvolle Melkbrigade stopte in 1971.

Daar kwam iets anders voor in de plaats. Met de stripverhalen van Superman en Batman en misschien ook wel de spinazie-etende Popeye als voorbeeld bedacht Dimitri Frenkel Frank de naam Joris Driepinter bij het figuurtje dat Deens ontwerp was. Door drie glazen melk per dag te drinken was Joris in staat om zelfs een olifant op te tillen.

Dat doet het

Er verschenen strips en boeken van Joris Driepinter en de teksten voor de televisiecampagne kwamen uit de pen van Mies Bouhuys. Terugkerend was de vraag ,,Hoe doe je dat, Joris Driepinter’’, waarop hij antwoordde: ,,Ach moet het? Drie glazen per dag, dat doet het!”

Het Zuivelbureau probeerde de mensen in te peperen dat melk supergezond is. Slogans waren: Melk is goed voor elk, Melk moet en Melk, de witte motor. Nog altijd staat melk in de schijf van vijf van het Voedingscentrum en wordt met name ouderen aangeraden melk te drinken voor stevige botten. Maar tegenwoordig weten we ook dat het juist niet goed is als je lactose-intolerant bent. Dus of het echt goed is voor elk….?

foto: Joris Driepinter in de televisiereclame. | Bron: YouTube

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Mieke van der Jagt

Verjaardagseten: voor mijn zus altijd een feest want zij koos friet en mijn vader had altijd voor de hele winter aardappels opgeslagen in een droge regenbak. Voor mij viel het vies tegen, want ik wilde zo graag witlof met ham en kaas.

En tja, de hele bult waar de witlof in gezeten had, was op Koninginnedag al helemaal afgegraven. Witlof at je in de winter want er waren nog geen boeren die, in plaats van koeien, witlof in hun donkere schuren opkweekten.

Zo ging het met alles: je at de groenten van het seizoen. Pas toen mijn ouders ergens begin jaren zeventig een tweedehands diepvrieskist op de kop tikten, werd de keus wat ruimer. Tot die die tijd hingen er ’s winters in de schuur rode kolen en kroten, op zolder lagen appeltjes op kranten en in de moestuin werden nog prei, boerenkool en spruiten geoogst.

Sla met spekjes

Het seizoen bepaalde wat we te eten kregen. In de zomer aten we heel vaak ‘sla met spekjes’, want mijn vader had altijd wel een paar kroppen staan die dreigden in het zaad te schieten. En van boontjes uit de vriezer hadden we besloten dat die niet lekker smaakten dus die kwamen in de late zomer ook heel vaak op tafel.

Erwtjes en snijbonen konden dan weer wel in de vriezer dus hadden we uiterst gezellige middagen met het doppen van emmers erwtjes en iets minder gezellige vanwege de ruzie om wie aan het snijboonmolentje mocht draaien. Ik heb nog zo’n molen in de kelder liggen, maar ik graaf hem nooit meer op: zo’n cellofaanzak met snijbonen snij je in een keer met een mesje op.

Verse kapucijners

Je kunt dus bijna alles het hele jaar door kopen tegenwoordig: peultjes uit Kenia, witte asperges uit Peru midden in de winter. Toch zijn er wat dingen uitgestorven, kennelijk. Verse kapucijners bijvoorbeeld, van die blauwschokkers. Een jaar of tien geleden kon ik ze nog weleens op de markt kopen maar de marktkoopman is ermee opgehouden: te duur en na een poosje zien ze er slecht uit. Dan blijft hij met dure kapucijners zitten.

Wat ik ook mis zijn de grote, platte kroppen andijvie, een rotwerk om schoon te maken maar veel lekkerder dan die steile kroppen die je af en toe nog kunt kopen. En verder zul je het met gesneden andijvie moeten doen, net als de boerenkool die niet meer verkrijgbaar is in herkenbare blaren.

Wie een beetje nauw wil kijken, moet zeker niet in de supermarkt wezen. Daar nemen ze niet eens de moeite om de soort aardappelen op de verpakking te zetten. Met wat geluk kun je in het voorjaar zien of het nieuwe oogst is. Want ja: niks zo lekker als een nieuwe aardappel. Dat is ook wel weer een voordeel van deze tijd. Je kunt al in april om een zak Malta’s of Nicola’s uit Marokko. Vroeger moesten eerst de oude aardappels op. Dan pas ging mijn vader de tuin in met z’n riek om Lekkerlanders of Doré’s te oogsten.

foto: Eten uit de moestuin. Altijd vers. | Foto: De Rooi Pannen

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Hetty Peters en Dini Helmers

Wie kent nog de hooikist? Dat was een kist waarin voedsel dat aan de kook was gebracht kon nagaren en warm bleef. De kist was gevuld met hooi waarin één of meerdere pannen konden worden gezet. Bij gebrek aan hooi gebruikte men ook wel lappen of krantensnippers.

Volgens een berichtje in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 3 november 1896 is het gebruik van de hooikist overgewaaid uit Denemarken. Als alle gezinsleden werkten, bracht men in de vroege ochtenduren het eten aan de kook, zette de pan in de hooikist en ’s avonds had men een heerlijke maaltijd.

In een latere krant lezen we dat gebruik van hooi als verwarmingsmateriaal ook in ons land bekend was. Boeren die hele dagen op het land aan het werk waren hielden hun maaltijd warm in het hooi.

Brandstoftekort

Spitten we verder in de Zeeuwse kranten dan komen we tal van advertenties en artikelen over de hooikist tegen, vooral in de jaren van de Eerste en Tweede Wereldoorlog. In tijden van tekorten aan brandstoffen spoorde de overheid mensen aan om toch vooral zuinig te zijn met energie en de hooikist was dan een goed alternatief.

In de krant werden instructies gegeven hoe je zo’n kist kon maken. Er werd ook ingegaan op het gevaar van zo’n kist, want hooi zou in brand kunnen vliegen. Natuurlijk publiceerde de krant ook tal van recepten.

In de notulen van de gemeenteraad van Vlissingen van 15 juli 1918 lezen we een discussie over de noodzaak van een ‘middenstandskeuken’. Men verwachtte een enorm kolentekort door de oorlog, waardoor koken voor velen onmogelijk zou worden. Voor een groot aantal mensen tegelijk koken zou een enorme besparing aan brandstof kunnen opleveren. In deze discussie duikt de hooikist op: het eten zou daar goed in vervoerd kunnen worden. In die oorlogsjaren werd de hooikist ook gebruikt om het warme eten voor soldaten te vervoeren.

Ecostoof

Nu wij weer zuiniger met energie moeten omgaan is de hooikist herontdekt. Men noemt het geen hooikist meer maar een stoofzak, of zelfs een ‘ecostoof’. In 2022 verscheen het boek ‘Langzaam lekker, koken met de Ecostoof’ van Iris van de Graaf en Caro Niestijl. De ‘stoofzak’ werkt zoals de vroegere hooikist, maar is gemaakt van stof dat in compartimenten wordt genaaid die als vulling gewassen en gekaarde schapenwol hebben. De bodem is een gevuld kussentje. Een los kussentje wordt bovenop geplaatst en houdt de pan goed warm. Met een koord wordt het geheel dichtgeknoopt. Een Le Creusetpan doet het in zo’n stoofzak goed en als je zelf brood bakt, kun je het deeg in een stoofzak goed laten rijzen.

foto boven: Geen hooikist, maar een stoofzak. | Bron: onbekend

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Peter Verdurmen

De slager heette vroeger slachter. Hij koos het vee persoonlijk uit, slachtte het zelf in het slachthuis en zorgde dat het verse vlees in zijn vitrine kwam te liggen. Hij kwam ook aan huis om een varken te slachten, waarna het vlees werd gepekeld of gerookt om te bewaren. Niet voor niets spreken ze in België nog van beenhouwer.

Het moet een koddig gezicht geweest zijn. Op weg naar het slachthuis in IJzendijke sprong het ene na het andere varken uit de kar. ,,Ik had de deur niet goed afgesloten”, bekent Menno de Coussemaker. Aangekomen bij het slachthuis bleken drie van de vier varkens ontsnapt te zijn. Pa Coussemaker, George, was niet blij. Ga ze direct vangen, droeg hij Menno op. Genietend van hun vrijheid scharrelden de varkens rond op het marktplein van Petit Paris. Met enige tact kreeg de slagerszoon ze terug in de kar en waren ze alsnog het haasje…

Het is een verdwenen beroep, huisslachter. Zeventiger Menno was 14 toen hij de school vaarwel zei en ging meehelpen in de dorpsslagerij.
Slagers die zelf slachtten waren in de jaren zestig nog heel gewoon. In het najaar hadden vader en zoon De Coussemaker het extra druk. Menig boer en ook particulier, zelfs in het dorp, had nog een varken. Vetgemest met gekookte aardappelen met schil en al, overschotjes van het warme middagmaal en brood. Sommige varkens wogen wel 150 kilo! Menno: ,,Voor velen was het pure noodzaak, de mensen hadden het niet zo breed in die tijd.”

Bloedworst

Het vak van slachter is niet geschikt voor tere zieltjes. ,,Voor het doden van het varken gebruikten we een schietmasker met een slagpen”, vertelt de IJzendijkenaar. Het bloed werd opgevangen, daar maakten de Coussemakers smakelijke bloedworst van. Vervolgens werden de haren met stro afgebrand. Het rook bepaald niet naar eau de cologne… Maar ook hier heeft een nadeel zijn voordeel. Menno: ,,Het brandende stro gaf extra smaak aan het vlees.”

Het varken werd vervolgens op een ladder gehangen en vakkundig in parten verdeeld. Verse worst, hammen, karbonades, varkenswangetjes, rollades, schoudergebraad, buikspek, varkenskroon, varkenshaas, in huishoudens met een eigen varken ging alles op. Als je niet over een diepvries beschikte was inzouten het alternatief.
Vanaf de jaren tachtig nam het aantal huisslachtingen zienderogen af.  Menno: ,,De mensen kregen het financieel beter, niemand hield nog een varken. Voordeel, het zorgde voor meer aanloop in de slagerij.”

Feestmaal

Corine van Wieringen, opgegroeid op de Favorite, een boerderij tussen Middelburg en Veere, heeft levendige herinneringen aan huisslachtingen. Elk najaar werd er op de boerderij een varken geslacht, vertelt ze.

,,Altijd een bijzondere dag. In de vroege ochtend als het nog donker was hoorde je vanuit je bed een schot en als je opstond zag je vuur branden vanuit het raam. Wanneer je op de fiets naar school ging hing het dier al opengesneden op aan de menladder. Na schooltijd was de slachter nog bezig met de worstverwerking.”

De zondag na de slacht was er altijd een maal met nierenworst en miltworst. ,,Erg lekker, maar helaas snel op.” Het overgrote deel van gemalen vlees hing als strengen verse worst aan de balk op zolder.
Er ging niks verloren. ,,Allerlei resten van de slacht, met vlees en vet,  werden gekookt met aardappelen. Daarbij at je raapjes, en die waren in die tijd echt gaar, plus rood gekookte stoofpeertjes.’’

Foto: George en Menno de Coussemaker branden met stro de haren van het varken af. ‘Het gaf extra smaak aan het vlees.’ | foto Peter Verdurmen

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Margreeth Ernens-Abrahamse

Halverwege de jaren vijftig kwam het koken met stoom in zwang. Na een demonstratie in Terneuzen van die ‘wonder-pannen’ was mijn moeder meteen om. En zo deed een set aluminium stapelpannen zijn intrede bij ons thuis.

Het principe was eenvoudig. Onderop stond een pan kokend water, daar bovenop kwam er eentje met een gaatjesbodem, waarin de geschilde aardappelen gingen. Daar weer bovenop kwam een dubbelwandige pan voor de groente. De binnenwand had aan de bovenkant een aantal gaatjes zodat de stoom de groente kon garen. Desgewenst kon daar bovenop nóg zo’n dubbelwandige pan worden gezet voor een tweede groente of soep.

Gaar

Het mooiste vond mijn moeder eraan dat je er niet bij hoefde te blijven. Het was simpelweg de stapel pannen op de gaspit zetten en na verloop van tijd was het eten gaar. Ze had het druk met onze winkel en met die pannen stak het niet op vijf minuten. Het ging natuurlijk ook wel eens fout als er heel lang niet naar werd omgekeken en de onderste pan met water droogkookte…

Ik weet niet beter dan dat er op die manier werd gekookt bij ons thuis. Het eten kon oranje (worteltjes), groen (boontjes of spruitjes of iets dergelijks), of rood (bietjes) zijn, het smaakte altijd precies hetzelfde.

Water

Op mijn vijftiende ging ik op schoolreis kamperen in Heimbach in de Duitse Eiffel. En bij kamperen hoort natuurlijk ook zelf koken. Ik moest voor de aardappelen zorgen in onze kookgroep. Eerst netjes schillen en pitten en ze vervolgens op een campingpitje zien te garen. Ik mikte de schone piepers in het pannetje en zette dat op het vuur. Onze klassenleraar Lokerse stond erbij en verschoot van kleur. Snel haalde hij de pan weer van het pitje af. ,,Hé Margreeth, je moet er water bij doen!’’ ,,Water? Waarom? Dat doet mijn moeder ook nooit…’’

De man moet hebben gedacht dat wij elke avond zwart geblakerde aardappelen aten. Pas na zijn uitleg begreep ik het waarom van water bij de piepers…

foto boven: een voorbeeld van stapelpannen. Wij hadden andere thuis, niet met een stoomtorentje in de bodem, maar met dubbelwandige pannen.

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Peter de Jonge

Het was een feestmaal op Walcheren: vosse soppen. Volgens de Zeeuwse Encyclopedie werd die maaltijd in november genoten met gezin, naaste familie en goede buren.

Na de koffie kwam alles op tafel. Volgens de encyclopedie bestond het uit kruimige aardappelen, gekookte rapen, ongeschilde gekookte peren en een schaal met geweekt brood dat lang in heet varkensvet had gelegen. Verder een schaal met ‘afvalvlees’ van het varken.

Televisiekok Eric Rotte (1961-2021) noemt het in zijn Zeeuws Kookboek een traditionele najaarsschotel, die werd bereid na het slachten van het vetgemeste varken. Een van de deelnemers aan een leesbijeenkomst van Zeeuws Weerzien noteerde uit het hoofd op een velletje papier alle ingrediënten. Dat er genodigden kwamen, stond haar ook nog helder voor de geest.

Het klopt dat het minst populaire vlees van het varken werd gebruikt. Oren en poten, organen als nieren en lever, maar ook kopvlees, samen met raapjes en stoofpeertjes gekookt in gezouten water tot alles gaar was. Omdat peertjes heel lang moeten koken, was het moment dat de vork daar makkelijk inging het teken dat het gerecht gereed was. Een minuut of twintig daarvoor werden er aardappels aan toegevoegd.

‘Anders’

De naam bestaat uit twee delen. Vosse betekent verse en soppen komt van het schuim dat in de pan dreef en op sop leek. Eric Rotte heeft het op de traditionele manier bereid en hij vond het netjes gezegd ‘anders’. Daarom nam hij in het boek een variant op met procureurslappen als hoofdbestanddeel.

In het Kookboek van de N.C.B. uit 1938 staat een compleet hoofdstuk over de slacht. Vosse soppen was zó streekgebonden dat het niet voorkomt tussen oude gerechten als aspic, bloedworst, balkenbrij, hoofdkaas, preskop, tongenworst, nierbroodjes, gevulde varkenshiel met poot en gebakken hersenen.

foto: Het slachten van een varken leverde zoveel restproducten op dat deze voor een speciale maaltijd werden gebruikt: het vosse soppen. Slager W. van Male (met pet) is op deze foto uit 1952 aan het slachten bij de familie Dekker in de Cappelepolder in Zuidzande. |Foto: ZB/Beeldbank Zeeland. record nr. 42992

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Willem Staat

Corrie Corbijn – de Jager (95) nam in de jaren vijftig van de vorige eeuw haar peuterdochter, nu mijn vrouw Trudy, mee naar de slikken bij Kats. Het gezin huisde in een boerenarbeiderswoning in de Leendert Abrahampolder.

Moeder en dochter hoefden maar de hoge Oosterscheldedijk over te steken om luilekkerland te bereiken waar lamsoor en zeekraal welig tierden.

De zeegroenten waren onderdeel van de maaltijd, die verder meestal bestond uit aardappels in botersaus en een ei. Lamsoor en zeekraal werden wel voedsel voor de armen genoemd. Het was immers gratis.

Tegenwoordig gaan de zeegroenten tegen flinke prijzen over de toonbank. Zeekraal en lamsoor zijn inmiddels exclusieve ingrediënten van restaurantmaaltijden. Dat laatste merkten Trudy en ik in Friesland. Terwijl de eigenaar van een eetgelegenheid ons de maaltijd serveerde vertelde hij met trots dat er iets heel bijzonders op ons bordje lag. ,,O, lekker ouderwets”, reageerde Trudy, ,,Zeekraal. Dat aten we vroeger drie keer in de week.”

foto: Vrouwen uit Arnemuiden snijden rond 1920 zeekraal op de schorren. Ze maakten van hun schorten een soort broek. De vrouw rechts met de korf in haar hand is Mie Wondergem. Foto: F. Den Boer/ZB/Beeldbank Zeeland. Rec. nr. 651

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

Het gebeurde jaren geleden tijdens een van de eerste Palingrookkampioenschappen in Kerkwerve. Een klant bij de viskraam daar reageerde ietwat geïrriteerd: ,,Hoezo verschil? Een broodje paling of een palingbroodje is toch hetzelfde?’’

De visverkoper legde beleefd uit dat er wel degelijk groot verschil was. ,,Een broodje paling is een broodje met daarop gerookte paling, maar een palingbroodje is een typisch Schouws streekproduct.’’ En hij ging verder met de uitleg wat daar allemaal voor komt kijken. Het gaat daarbij om een moot vooraf kort gebakken paling van ca 10 cm., gepeperd en gezouten. Die moot wordt in deeg gerold en vervolgens gebakken.

Vroeger waren ‘Paelingbroôdjes’ of ‘pellekbroôd’ bij diverse bakkers en viswinkels te koop, maar dat is niet meer. In augustus dit jaar stopte bakker Conrad Bouman uit Oosterland als laatste met het maken van dit heerlijke gerecht. De reden: steeds minder paling uit de Oosterschelde en te weinig personeel. Bij Visbedrijf Van den Hoek in Moriaanshoofd is nog wel elke laatste zaterdag van de maand palingbrood verkrijgbaar. Van den Hoek vangt daarvoor zelf de paling en kan nog wel bij Bakker Bouman terecht om de moten tot de gewenste knapperige palingbroodjes te maken. Belangrijk advies: eet ze overdwars, anders loop je de kans dat de graat in je keel steekt.

foto: Palingbroodjes | foto Bakkerijmuseum

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Jan Dirk van Scheyen

In de jaren zestig begon het fabrieksbrood aan een opmars. Aangemoedigd door een uiterst populair reclamespotje gingen we massaal aan de King Corn.

Een vertederend jochie staat in de hal bij de voordeur, zijn knuistje geklemd om het handvat van een veel te grote koffer. Terwijl de koffer openvalt, roept het ventje: ,,Dag papa, ik ga bij Japie wonen.” Maar papa haalt resoluut zijn pijp uit z’n mond en antwoordt: ,,Jij gaat helemaal niet bij Japie wonen. Jij blijft gewoon thuis bij papa en mama.” Het knulletje echter is beslist: ,,Ja maar papa, bij Japie hebben ze lekker King Corn!”

Met dit reclamespotje op tv probeerde de producent van het Zweedse wittebrood van het merk King Corn, de broodfabriek Odekerken Marebos in Brunssum, Nederland eind jaren zestig over te halen om voortaan alleen nog zijn brood te kopen. Want King Corn, zo werd beloofd, was niet alleen heel lekker maar zat bovendien boordevol ijzer, vitaminen, eiwitten en mineralen.

Populairste

Het spotje wordt nu gezien als een van de populairste tv-commercials ooit. Wie het filmpje, dat op YouTube is terug te vinden, helemaal uitkijkt ziet de vader, geamuseerd glimlachend, nog antwoorden op de hartenkreet van zoonlief dat ze bij buurjongen Japie King Corn hebben. ,,Had dat dan meteen gezegd knul, dan ga ik toch méé naar Japie?!”

King Corn werd mede dankzij dit spotje razend populair. Maar hoe gezond was het eigenlijk? ,,Het was heerlijk brood, vreemd was dat het na een week nog vers was”, schrijft iemand in een reactie onder het YouTube filmpje. Een ander herinnert zich: ,,Thuis noemden we het speelbrood, het rook raar (een beetje naar plastic) en je kon er mee kneden, een soort eerste Playdoh. We maakten er altijd allerlei vormpjes van, maar opeten? Nee, dat liever niet. Lang hebben we het niet gehad.”

Warme bakker

Inderdaad stond King Corn erom bekend dat het heel lang vers bleef (‘het enige dat je weggooit is de verpakking’). Je kon je natuurlijk afvragen wat ze er in de fabriek allemaal in stopten om het zo lang vers te houden…

Als jongetje heb ik mijn moeder dikwijls gevraagd om ook King Corn in huis te halen. Dat ijzersterke reclamespotje op de televisie gaf je namelijk het gevoel dat je er pas écht bij hoorde als er thuis King Corn op tafel kwam. Maar mijn moeder moest er niks van hebben. ,,Dat is fabrieksbrood”, was haar korte, genadeloze oordeel. En daarmee was alles gezegd. Zij kocht al haar brood bij Bakkerij Klapwijk, een echte warme bakker, en dat blééf ze doen. En eerlijk is eerlijk: het verse brood dat meneer Klapwijk trouw iedere nacht in zijn eigen bakkerij achter zijn kleine winkel aan de Middelburgse Seisweg bakte, was in smaak en kwaliteit nauwelijks te overtreffen.

foto boven: Moment uit het beroemde reclamespotje voor King Corn uit 1969.

King Corn werd van 1965 tot halverwege de jaren tachtig
verkocht

THEMAKRANT WAT SCHAFT DE POT? (editie 26, OKTOBER 2025)

 

door Rinus Willemsen

Bie ons op ’t durp was t’r een diepvrieskot. Ik spreken dan van eind de jaoren vuuftig. In de polders was t’r nog nie overa eletriek. In ’t durp wel. Allicht. Bie de mêêste mènsen waren d’r al een wasmechine en een koelkasse in ‘uus. Maor ’n diepvries, da was andere kost. ,,Bie ons is dao gêên plekke voo”, wier t’r dan gezeid. En dat was ook zô.

Om al die mènsen toch te gerieven besloot de gemêênteraod een diepvriesvoorziening te laoten bouwen. Midden in ’t durp. ’t Was ’n prachtig besluut en ’t ‘êêle durp kon zich daorin vinnen. En natuurlijk de mensen in de polder die nog gêên strôôm ‘aon. Noe was dat gemietter van stillezeren en bôônen in ’t zout leggen uut den tied. Nêê, nêê, Biervliet goeng mee den tied mee.

Zeventig vriezers wieren d’r deu de gemêênte gekocht. Als soldaoten in een rij stoengen ze opgesteld in ’t nieuwe diepvrieskot. Zeven rijen van tiene. En ze bloenken as van zilver.

Bie den openieng d’rvan stoengen de Plattelandsvrouwen op ’t pleintje te kieken ‘oe den burgemêêster den sleutel in de deure stak.

Anhoraokatte

Eêst ‘ield die natuurlijk een toespraokje. Ie sprak van welvaort en prees de vrouwen die druk op de ketel ‘aon gezet. En noe was ’t zôvèrre. De deure zwaoide open en je kan ’t gelôôven of nie: boven op de vuust van ’t dek verscheen op dat momènt ’n grieze anhorao-katte om te kieken wat er gaonde was. Of rook tie iets …?

De volgende daogen was ’t een drukte van belang op ’t pleintje bie ’t diepvrieskot. Bôônen, peetjes, èrtjes, kroten en ‘k weet nie wat, wier t’r in de genummerde diepvriezen gestoken. Ienkele grôôte gezinnen vulden soms we twee vrieskisten vol. Iederêên kreeg een sleutel van de deure en ook van z’n vriesbox.

In ’t naojaor gebeurende dat gelôôp ook weer, mao dan mee vlêês. Sommigste mènsen kochten een ‘alf vèrken voor in de diepvries. Ook van de boerderiejen kwam t’r noga wat vlêês. Nie allêêne van vèrkes en rindjes, maor ook van ‘oenders. Voo kapitaolen wier t’r in den diepvries gestoken. Jao, dat was ’n goeie zet gewist van de gemêênte. D’r stoengen zelfs mènsen op de wachtlieste om een diepvries te pakken te kriegen!

Peekluts

Ielke morgen rond schooltied was ’t op pleintje bie ’t vrieskot een drukte van belangk. ,,Jannao, gaon judder vandaoge ook bôônen eten?”  Ze schuddende ‘eur ‘ôôfd, ,,Nêê, nêê, peekluts.”

Op een kêêr kwam t’r een schoolmeisje aangestoven die nog vlug even om spekjes kwam, voo bie den andievie. ,,Mao Suusje”,  zei Jannao, die dao toevallig ook wee was,  ,,Suusje, andievie moe je eigenliek eten mee woste. Gao dao mao nao de slagter om een snaore woste. En zeg mao tegen je moeder dat ik dat gezeid ‘èn.”

Suusje stappende de slagerswienkel in en glunderend reej ze even laoter naor ‘uus. Mee de woste en de andievie.

En zô gebeurende dat bienao ielke morgen op ’t pleintje voo ’t diepvrieskot. ’t Was dao net een levendig kookboek.

Noe is ’t ‘r stille. Gêên geroenk van de vriezers mêêr en ook dien katte is al lange uut den tied.

foto: Rinus Willemsen