Watersnoodramp

door Mieke van der Jagt

Ieder jaar in januari herdenken we de Watersnoodramp van 1953. Als verslaggever ging ik talloze keren bij Zeeuwen langs om hun verhaal op te tekenen. Altijd even gruwelijk. Altijd verlies, angst en rouw over een verleden dat nauwelijks te verwerken is.

Die verhalen kon je overigens het hele jaar door krijgen. Honderdjarigen, zestigjarige huwelijken of gewoon een interviewtje over iets heel anders. Wie de watersnoodramp had meegemaakt, moest het altijd even kwijt.

Wat ik altijd onthouden heb en nog vaak aan moet denken is het verhaal van een mevrouw die als jonge meid doodsangsten had uitgestaan op een dak in Kruiningen of Krabbendijke.

Ze was met haar ouders, broers en zussen op zondag eerst naar de zolder en toen naar het dak geklommen. Ze hadden dieren en mensen voorbij zien drijven, puin en huisraad, voordat ze op dinsdagochtend, doorweekt en koud tot op het bot, gered werden door vrijwilligers met een bootje. Eenmaal op het droge, werden ze in bussen geladen en naar Goes gebracht, waar ze in het stadhuis zouden worden opgevangen.

Wat haar na alle ontberingen het meest had geschokt, was dat het in Goes gewoon markt was. De mensen deden hun boodschappen, voelden eens aan een lapje stof, maakten een praatje en gingen hun gang. Alsof zich een paar kilometer verderop geen afschuwelijke ramp had voltrokken.

Ik moet heel vaak aan haar verhaal denken als ik in het journaal de zoveelste vluchtelingenstroom zie die ergens aankomt of gewoon maar wordt teruggeduwd.

De Goesenaren wisten op dinsdagochtend nog nauwelijks wat er gebeurd was. Wij weten heel goed waarom mensen vluchten. We zien de beelden, we horen de verhalen telkens uit de eerste hand, vrijwel onmiddellijk nadat de rampen zich hebben voltrokken.

Natuurlijk moeten we doorgaan met leven, maar het is misschien goed om er wat vaker bij stil te staan.

Foto: Marktdag in Goes. | foto Zeeuwse Beeldbank, A. van Wyngen, recordnr 114223

Geen reacties

Geef een reactie