Werken in de Zeeuwse Confectie Fabriek

Dini Helmers, één van de vrijwilligers van Zeeuws Weerzien, interviewde haar buurvrouw Jannie. Jannie werkte net na de oorlog in de Zeeuwse Confectie Fabriek in Middelburg. De tijden waren anders dan nu, evenals het personeelsbeleid…

 

door Dini Helmers

Ik spreek met mevrouw Jannie van Vlaanderen-Schout. Zij is geboren in Ritthem en moest als veertienjarige gaan werken. Wat kon je gaan doen in 1946?

Het werd voor haar de Zeeuwse Confectie Fabriek. Moeder ging mee naar het sollicitatiegesprek. Er ging nog een schoolvriendinnetje mee, maar die hield het werk daar niet lang vol. Jannie wel. Elke ochtend sprong zij op de fiets om van Ritthem naar Middelburg te fietsen om aan de lopende band te gaan naaien. Haar werkdag liep van 07:30 uur tot 17:30 uur met een uur pauze en twee kwartiertjes voor koffie en thee.

Jannie Schout werkte er tot 1958. Toen trouwde zij en moest zij zoals de ongeschreven wet voorschreef, thuis blijven. Het zou een schande voor haar man zijn, als zij bleef werken. Een hard gelag voor Jannie want zij deed haar werk graag en verdiende inmiddels een behoorlijk salaris. Meer dan haar man in die tijd. Naaien doet zij nog altijd met veel plezier.

Knippen en lessen

Als je als jong meisje in de fabriek kwam werken, begon je met het knippen van de draadjes. De naaisters achter de lopende band hadden daar geen tijd voor. En je kwam in een klasje terecht om te leren hoe je je machine in een halve minuut kon inspannen. Daar mocht je ook een poppenrokje – een plooirokje – maken en dat mocht mee naar huis. De opleiding duurde maar een paar dagen.

Vervolgens moesten de jonge meiden mouwen dichtnaaien en daarna klom je op. Een heel kledingstuk maakte je nooit, want ieder deed haar deel aan de lopende band. De verschillende onderdelen van een kledingstuk werden elders in de fabriek geknipt, of liever gezegd, gesneden. Dat was mannenwerk want daar had je een zware machine voor nodig.

Carrière

In de loop der jaren klom Jannie op van naaister A met een weeksalaris van f 4,95 per week tot naaister D, dan verdiende je f 35,- per week. Dat ging niet automatisch, je moest er om vragen. Naast het salaris kon de hele ploeg een premie verdienen als er meer werd genaaid dan de voorgeschreven aantallen.

Protest!

Jannie bleek niet op haar mondje gevallen te zijn. Toen zij eens bij het naaien van gulpjes ook een extra naadje moest naaien in dezelfde tijd, protesteerde zij. De chef zei: Jannie kan het wel, maar wil het niet. Dat schoot volkomen in het verkeerde keelgat. Jannie pakte haar schaar en verdween. Thuis gekomen was zij wel wat bang voor haar vader, maar die stond achter haar beslissing en schreef een ontslagbrief. Trots als een pauw ging Jannie de volgende dag naar de fabriek om haar ontslag aan te zeggen. Schort en schaar gingen niet mee, tenslotte zou ze niet meer gaan werken in die fabriek. Na  op de personeelsafdeling haar zegje gedaan te hebben, moest zij bij de directeur komen. Die suste de boel. Jannie bleef echter voet bij stuk houden: ‘ik kom niet en ik heb ook mijn schort en schaar niet bij me’. Nou, zei de directeur, dan ga je nu naar huis en kom je morgen terug. Zo gezegd en gedaan. En de chef … die heeft nooit meer een onvertogen woord gezegd tegen Jannie.

Foto boven: Atelier van de Zeeuwsche Confectie Fabriek in Middelburg, ca. 1968. | fotograaf onbekend, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. 65078

Kantine aan de achterzijde van de fabriek met uitzicht op het Bolwerk. | fotograaf onbekend, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. 65117

 

Atelier met de grote band met 48 plaatsen met chef Govert Verburg. | fotograaf onbekend, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. 65116

1 Reactie
  • Clasien Schreurs
    Geplaatst op 15:34h, 08 juni Beantwoorden

    Ik vind het een mooi verhaal! Goed van jou dat je je niet liet dwingen!

Geef een reactie