Wie het breed heeft, laat het breed hangen

THEMAKRANT KLEDERDRACHT (editie 19, DECEMBER 2023)

 

door Willem Staat

Wie denkt dat in de tijd van de klederdrachten iedereen in het dorp hetzelfde gekleed was, heeft het mis. Je kon aan de kleding de welstand van de mensen aflezen, weet Henk van Eenennaam uit Nieuw- en Sint Joosland zich maar al te goed te herinneren.

Jongen met bovenmaatse broekstukken.

,,Wie rijk was wilde dat graag laten zien. Dat was zeker in Nieuwland het geval, waar het standsverschil groot was. Je had een kleine groep rijke boeren, een massa armen en wat middenstanders. In de dorpen op Walcheren waren de verschillen kleiner. Henk rangschikt Nieuwland niet onder Walcheren. Het verschilde er ook flink mee. Nieuw- en Sint Joosland was tot 1818 een eiland. Het ene stuk is ingepolderd vanuit Zuid-Beveland, de rest vanaf Walcheren. In Nieuwland werd gedanst en in orthodox-protestantse Walcherse dorpen niet, zo wordt nog altijd verteld. En de boerenbedrijven op Nieuwland waren groter dan die op Walcheren.

Met goud behangen

De rijke Nieuwlandse boerinnen waren met goud behangen. Goud van 14 tot wel 18 karaat welteverstaan. Ze droegen bloedkoralen kettingen van vier snoeren, later zelfs van vijf. De mannen pronkten net zo hard als de dames. Bijvoorbeeld met hun zilveren broekstukken. Ooit sloten twee boeren een weddenschap af om te bepalen wie de grootste had.

De kinderen van de welgestelden werden ook fraai uitgedost. Henk toont een foto van een jongetje met broekstukken die meer passen bij een volwassen man. Arbeiders deden het met tinnen of houten stukken. De armsten hielden de broekkleppen bij elkaar met twee stukjes leer van paardentuig. Rina Cevaal uit Nieuwland meldt dat het odeurflesje van haar schoonmoeder, een boerendochter, met goud was versierd. Dat van haar eigen moeder, een arbeidersdochter, was met zilver versierd.

Naar de kerk

Rijk geklede Nieuwlandse boerin. Zij draagt grote filigrain spelden naar Zuid-Bevelands model.

Het was volgens Henk van Eenennaam een ramp voor de, vaak kinderrijke, arbeidersgezinnen, wanneer de man kwam te overlijden. Dan moest de weduwe naar de diaconie om haar hand op te houden. Maar in de kerk in Nieuwland hadden de boeren het ook voor het zeggen. Dus kreeg een weduwe die achttien kinderen had, te horen dat ze alleen financiële steun zou ontvangen wanneer het gezin naar de kerk kwam. Toen ze antwoordde dat haar kinderen amper kleren hadden om aan te doen en daardoor moeilijk ’s zondags konden komen opdraven, kreeg ze niets.

Op een gegeven moment kwamen de armen in verzet. Dat gold zeker voor de Nieuwlanders die vanouds een tamelijk rebelse inslag hebben. De arbeiders die losten en laadden aan de haven spraken rond het begin van de jaren dertig af alleen nog aangenomen werk te doen. Voor een vooraf vastgesteld loon dus. Deze arbeiders gingen de geschiedenis in als de ‘gouden ploeg’.

Foto boven: Nieuwlands arbeidersgezin in 1898.

Geen reacties

Geef een reactie