Zeeloods tijdens de barre winter

De 91-jarige Louis Cloet, geboren in de Scheldestraat in Vlissingen en tegenwoordig in Frankrijk woonachtig, werkte tijdens de barre winter van 1962/1963 vanuit Vlissingen als zeeloods.

Die winter werd in februari 1963 ook zijn jongste zoon geboren. Hij haalt herinneringen op nadat hij Zeeuws Weerzien nummer 5 (december 2019) over de winter van 1963 las.

Hij vertelt dat als je naar de Noord moest, je via het Gat naar het Roeiershoofd moest varen, een hachelijke onderneming, want de ijsschotsen waren tegen de dijk gewaaid. Het was uitkijken geblazen, want het ijs dreef het schip naar de Sardijngeulboei. Hij maakte toen voor het Loodswezen verschillende foto’s van de redeboten, die allemaal onder het ijs zaten.

Redding

Op een dag was een stel kwajongens van een jaar of tien op de ijsschotsen aan het lopen. Het waren echter losse stukken die door de stroom tegen de wal waren gewaaid. Een van de jongens was westelijk van het Roeiershoofd op het ijs aan het spelen. De losse ijsschotsen waren echter gevaarlijk en hij zou er tussen zijn gevallen en onherroepelijk verdwenen, als ene Blondé (er waren meer mannen met die naam, dus werden ze met hun voorletters genoemd: P.H. Blondé) de gevaarlijke situatie van de jongen niet had onderkend. Blondé was net aan wal gestapt en maakte Louis Cloet, die juist aan boord was gegaan, attent op de hachelijke situatie van de jongen. Hij vroeg Cloet om met de redeboot de jongen van het ijs te halen. Cloet vraagt zich af of de jongen, mocht hij nog in leven zijn, zich zijn redding nog herinnert. Wat Blondé betreft: deze man is 100 jaar geworden.

Boeien

Cloet was tijdens die barre winter al een tiental jaren loods. De boeien werden toen vervangen door palen (hij maakte dat in zijn loopbaan drie keer mee) en er werden geen nummers meer op geschilderd. De palen werden rood of groen geschilderd, om de vaarweg aan te duiden. ’s Nachts werd er niet gevaren. Eén van de boeien, die door het ijs topzwaar was geworden, kapseisde, en het licht ging uit. Later toen het ijs was verdwenen, kwam de boei weer rechtop in het water. Het licht bleef echter uit en waarschijnlijk is de boei aangevaren.

Dweilen met de sleepboot

Gezicht op de zee vol ijsschotsen bij Westkapelle. foto: N. Flipse-Roelse, Stichting Polderhuis Westkapelle/Beeldbank

Op een avond kreeg Cloet via Vlissingen Radio te horen dat hij moest ankeren. Het was het laatste deel van de ebtijd, ofwel stil water, maar dat duurde maar een half uur. Er was echter geen wind, dus het zeewater bevroor, en bij het draaien van het schip over de vloed, brak het ijs, waardoor het schip over het ijs schoof. De redeboten hadden een gesloten koeling, dus het ijs vormde bij de inlaat een klomp, waardoor de motor stilviel. Het Loodswezen huurde daarna een sleepboot en zette daar een tiental zee- en rivierloodsen op. Die sleepboot ‘dweilde’ de rede van Vlissingen af en voorzag de schepen van een loods, zodat ze de Westerschelde konden opvaren of naar zee konden. Met Nieuwjaar zouden de loodsen oesters eten, maar helaas, die waren bevroren, dus geen oestermaaltijd voor hen.

Huize Truida

Huize Truida aan de Boulevard in Vlissingen was halverwege de jaren vijftig eigendom van de van oorsprong Italiaanse familie Lenzini. Ze waren vanuit Rotterdam naar Vlissingen verhuisd om dit pension te exploiteren. Oudste dochter Leny, die net in Rotterdam aan een opleiding voor verpleegster was begonnen, werd gevraagd om ook naar Vlissingen te komen, want haar hulp was hard nodig omdat er veel gasten Frans of Duits spraken. Omdat het Belgisch Loodswezen aan de Boulevard werd verbouwd, en Louis Cloet een rustig plekje nodig had om voor zijn examens te studeren, nam hij na een tip van enkele oude loodsen, een kamer in Huize Truida. Dat bleef niet zonder gevolgen, want hij werd verliefd op Leny, met wie hij inmiddels 65 jaar getrouwd is.

Foto boven: IJsschotsen in de zee bij Westkapelle met op de achtergrond een schip. foto: N. Flipse-Roelse, Stichting Polderhuis Westkapelle/Beeldbank

Geen reacties

Geef een reactie