Verdwenen beroepen … de analoge fotograaf met doka

THEMAKRANT FOTOGRAFIE (editie 15, DECEMBER 2022)

 

door Johan Francke

Veel fotografen hadden tot eind jaren tachtig nog een eigen donkere kamer of doka (met rood licht) omdat zelf ontwikkelde zwart-wit foto’s kwalitatief vaak veel beter waren dan afdrukken die door een fotocentrale waren gemaakt. Dat veranderde met de kleurenfoto’s die erg complex waren om in een eigen doka te maken. Met de komst van de digitale fotografie verdwenen de doka’s nagenoeg. Tegenwoordig worden ze vooral nog gebruikt door kunstenaars.

Enkele bekende na-oorlogse Zeeuwse fotografen zijn Rykel te Kate, Oscar de Milliano, Ch. L. Dert, Wim Helm, J.D.C. Berrevoets, Wim Riemens, Eva Besnyö, Jacqueline Midavaine en Jaap Wolterbeek. Die laatste is één van de fotografen die zowel jarenlang analoog als digitaal heeft gefotografeerd.

Jaap Wolterbeek

Wolterbeek studeerde film en fotografie aan de Academie St Joost in Breda. Na eerst in Utrecht te hebben gewerkt kwam hij terug naar Zeeland om in opdracht van de PZEM de bouw van de kerncentrale vast te leggen. Dat werk gaf de ruimte om meer film- en foto-opdrachten aan te nemen zoals het maken van films voor het NOS-journaal en destijds bekende programma’s als Van Gewest tot Gewest, die regionale nieuwsonderwerpen op de nationale televisie bracht.

De journaalopdrachten brachten Wolterbeek door de hele provincie en dat was een reden om ook te gaan fotograferen. Eerst voor het Algemeen Dagblad en de Telegraaf. Er was toen nog heel weinig concurrentie in zijn vakgebied en wat hij aan restmateriaal over had, verkocht hij aan de provincie, gemeenten, dagblad De Stem en de huis-aan-huisbladen.

Tijdrovend

Hoewel hij zelf een doka had, leverde Wolterbeek vaak de filmrollen aan zijn opdrachtgevers. Het zelf ontwikkelen van foto’s kostte namelijk veel tijd. Het was heel belangrijk dat een doka netjes opgeruimd was, de chemische baden de juiste temperatuur hadden en de belichting van de foto’s moest heel secuur en stipt worden uitgevoerd. Het negatief werd in een vergroter belicht via een condensor of diffuser. Een lens projecteerde gedurende enkele seconden het negatief op een grondplank met fotopapier. Daarbij was het belangrijk om rustig te blijven. Soms lastig met foto’s van actuele gebeurtenissen zoals ongelukken.

Lichtstipaftaster

Later werd het mogelijk om foto’s naar de krant te verzenden met een zogenaamde lichtstipaftaster. Maar dat betekende wel dat terwijl je de foto’s aan het ontwikkelen was, de krantenredactie in je nek zat te hijgen met de vraag waar de foto’s bleven. Het belichte fotopapier moest namelijk nog in een serie chemische baden om te ontwikkelen en te fixeren; een chemisch proces dat het beeld op het fotopapier houdbaar hield en het materiaal ongevoelig voor licht maakte. Hierna moest de foto nog gespoeld en gedroogd worden.

Digitaal

Door digitale ontwikkelingen werd het vak makkelijker, maar dat leverde tegelijk meer concurrentie op. Wolterbeek legde zich toe op reportagefotografie, maar zijn grootste liefde is het maken van portretten van Zeeuwen. Een groot deel van zijn werk bestaat uit digitale fotografie. Toch prefereerde hij nog heel lang de ‘zilverbromide’ (zwart-wit) foto’s boven de digitale foto’s. Daar is hij dan ook veel trotser op, omdat er zoveel werk aan zat en de kwaliteit van de foto’s altijd goed bleef.

Foto: Jaap Wolterbeek (hier op een opname uit 2006 gemaakt door zijn vrouw) ontwikkelde tijdens het analoge tijdperk in zijn donkere kamer de rolletjes en drukte zelf zijn foto’s af. Vaak voor persbureaus. Later legde hij zich toe op portretfotografie, waaronder eentje (zie inzet) uit 1964 van de markante Vlissinger met de bijnaam ‘Jan Cognac’ | Bron: (Jaap Wolterbeek) ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. 101981. (‘Jan Cognac’) Jaap Wolterbeek, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. 13041.

Geen reacties

Geef een reactie